De perfecte foto in sneeuw
Winterse taferelen fotograferen is een koude ontdekkingstocht. De natuur produceert rijp, kristallen, ijs en met een beetje geluk sneeuw. Waar moet je aan denken bij het fotograferen van een winterlandschap?
Eén doorslaggevend aspect onderscheidt de goede landschapsfotograaf: op het juiste moment op de goede plek zijn. Voor winterfotografie geldt dat misschien nog wel meer. Dat betekent vooral toewijding voor dag en dauw opstaan om goed licht en de juiste omstandigheden te hebben. Als het ’s nachts sneeuwt, gaat de winterfotograaf op pad terwijl iedereen nog slaapt, zodat hij de onbevlekte witte deken kan fotograferen. Een uur later wemelt het op de meeste plekken van voetstappen en bandensporen. Dan zit jij alweer warm met een kop chocolademelk achter je computer, om je net gefotografeerde platen te bewerken. Timing en vooruitdenken zijn dus essentieel. Op het moment dat er sneeuw gevallen is, moet je snel handelen. Dan is het te laat om nog te bedenken waar je naartoe wilt. Maak van tevoren een lijstje met plekken die je fotogeniek lijken. Probeer voor je te zien hoe de plek er straks met sneeuw en ijs uitziet. Als de winter daadwerkelijk intreedt, hoef je alleen nog maar je lijstje af te werken.
Inspiratie
Ook handig om achter de hand te hebben, is een print met inspiratie. Verzamel een tiental winterfoto’s die je mooi vindt op een vel papier. Als je dan ter plekke even niet weet wat te fotograferen, kijk je even op je spiek-brief. Meestal schiet je dan wel een goed idee te binnen. Veel winterfotografen beginnen in de eigen achtertuin. Dit kan goed uitpakken, zeker bij details. je wordt niet gestoord door anderen en je bent zo weer binnen om warm te worden. Maar de écht mooie plekjes bevinden zich daarbuiten. Een leuk aspect van een winterlandschap is dat je op plekken komt waar je normaal nooit komt. Zo ontstaan nieuwe perspectieven. Vanaf het ijs ziet het overbekende landschap er ineens heel anders uit. je kunt naar onbewoonde eilandjes lopen en een boot eens van heel dichtbij bekijken. Onder het ijs omhoog fotograferen is ook een optie, al is dat zonder goede uitrusting en training gekkenwerk. Het levert wel verrassende perspectieven op.
Compositie
Het winterlandschap vraagt een andere aanpak van je compositie. Diepte in je foto krijgen is bijvoorbeeld moeilijk, omdat alle voorwerpen en achtergronden dezelfde witte tint hebben. Zorg voor een object in je beeld dat niet ondergesneeuwd is. Dat steekt dan lekker af tegen de witte achtergrond en zo creëer je diepte. Ook ga je snel-Ier naar dit object kijken, omdat het een andere tint heeft. Een onderwerp met kleur is natuurlijk helemaal geweldig. Het oog van de kijker zal automatisch naar het gekleurde object worden gestuurd. Overigens: hoe lager de temperatuur en schoner de lucht, des te beter kleuren uitkomen. Je zult zien dat je in een winterlandschap ook vaak andere standpunten in moet nemen. Bij een overzichtsfoto kun je beter niet te laag gaan zitten. Een standpunt vanaf de grond maakt van het weidse landschap één grote witte brei. Ga wat hoger staan, klim op een hek of muurtje. Je ziet dan slootjes, wegen en andere objecten beter. Een zwarte asfaltweg is een onderbreking van het egaal witte landschap. Dit geeft de kijker meer houvast.
Details
In oktober vriest het ’s nachts alweer en heb je in de ochtend kans op rijp en ijskristallen. Die ontstaan als waterdamp bevriest, vooral tijdens heldere nachten. Rijp zie je op gras, hekken en struiken, maar ook op auto’s. Het is een uitermate fotogeniek verschijnsel. Van veraf zien de kristallen er niet bijzonder uit. Dat verandert wanneer je er bovenop kruipt. Je kunt hiervoor een macrolens gebruiken. Met een “macro” kan je tot op enkele centimeters van je onderwerp komen. Hierdoor zien de kristallen er spectaculair uit. Dit komt ook omdat je iets laat zien wat je onmogelijk met het blote oog kunt waarnemen. De natuur verandert sterk met sneeuw of strenge vorst. Neem de tijd om rond te kijken, na tien minuten op dezelfde plek zie je weer heel andere zaken, die de voorbijganger ontgaan. Dat is de kracht van de goed kijkende fotograaf. Kleed je wel warm aan, want stilzitten en kou zijn geen gezonde combinatie.
Lichtmeten
Een specifiek probleem bij het maken van een winterlandschap is het meten van licht. Winterfoto’s zien er vaak te grauw uit. De lichtmeter in de camera wordt dan vaak als schuldige aangewezen. Dit is niet terecht. De lichtmeter is een geavanceerd en consequent instrument. Hij kan alleen niet interpreteren. Hij meet en past de belichting aan op de meting. Heel simpel gezegd is de regel: alles wat een lichtmeter ziet, probeert hij middengrijs te maken (18% grijs). Middengrijs is een waarde die ook vastgesteld is als de gemiddelde belichting van onderwerpen. Zo is hij door de fabriek ingesteld. Dit gaat met normale onderwerpen redelijk goed. In een sneeuwlandschap zit echter overwegend wit. Dit wit wordt door de lichtmeter naar middengrijs vertaald. Het gevolg is een onderbelichte foto met grauwheid troef. Vergelijk het met je eigen ogen: als je ineens tegen fel licht in kijkt, ga je knijpen. Ditzelfde doet de lichtmeter als hij de lichte, soms overstralende sneeuw ziet. Het is dus zaak in te grijpen. Grofweg geldt de volgende vuistregel: overwegend wit in je onderwerp: twee stops overbelichten.
Grijskaart
Een handig hulpmiddel bij het licht meten is de grijskaart. Dit is een geijkt kaartje, dat precies middengrijs is. Als je in het winterse landschap de grijs-kaart voor je camera houdt, meet je altijd middengrijs in plaats van de witte sneeuwvlakte. Je hoeft dus nooit te interpreteren. Zorg er wel voor dat je de grijskaart altijd in hetzelfde licht houdt als de sneeuw. Onder een afdakje valt er heel ander licht op de kaart dan op de achtergrond en dan ga je de mist in. Een grijskaart is bij de betere fotozaak te koop. Je hebt ook extra kleine kaartjes voor in de fototas. Maar door het kleine oppervlak is het daarop vaak moeilijk meten.
Witbalans
Een ander probleem bij witte landschappen kan de witbalans zijn. Die wil nog wel eens uitslaan naar blauw. Sneeuwfoto’s worden vaak in zonnig weer gemaakt en de blauwe lucht kan dan voor een zweem zorgen. Vooral bij het fotograferen in JPG is dat een probleem. Achteraf corrigeren gaat dan altijd gepaard met kwaliteitsverlies. Je kunt in dat geval beter werken in RAW. In de converter kun je een RAW-bestand na de opname nog corrigeren op witbalans. Dat komt, omdat een RAW-bestand geen witbalans ontwikkelt in het beeld. RAW is dus altijd beter, maar niet altijd handiger. Als je geen enkele ervaring hebt met de extra stappen die fotograferen in RAW met zich meebrengt, begin er dan niet aan. Als je alle 2.500 vakantiefoto’s in RAW moet gaan bewerken, ben je zo weer aan vakantie toe.
Zonnekap
Vallende sneeuw heeft een heleboel uitdagingen. Zo geeft het een mooi mistig waas bij overzichtsfoto’s. Tegelijkertijd is de kans groot dat de sneeuw op je lens komt. Dit kun je verminderen door altijd je zonnekap op je objectief te laten zitten. Een hand of doek voor de lens helpt natuurlijk ook. Flitsen kun je wel vergeten in de sneeuw. De flitsbundel weerkaatst op je foto op elke sneeuwvlok, het resultaat is vaak een overbelichte witte stippenfoto.
Bracketing
Een hulpmiddel voor goed belichte foto’s is bracketing. Deze techniek kun je bijna op elke camera instellen en zit vaak onder de knop BKT. Eenmaal ingesteld maakt de camera drie opnamen, waarvan de eerste goed, de tweede onderbelicht en de derde overbelicht. Dit kan handig zijn als je onder wisselende omstandigheden werkt en met snel bewegende objecten. Je hebt dan vaak geen tijd om de belichting te controleren. Op deze manier heb je keuze uit drie verschillende belichtingen. Vergeet niet om als je klaar bent, bracketing weer uit te zetten, anders blijft hij elke tweede en derde opname fout belichten.
Filters
Een uitdaging waar je snel tegenaan loopt bij sneeuw in combinatie met zon, is overbelichting. In de felle zon kun je alleen nog met relatief dicht diafragma fotograferen. Dit komt omdat er te veel licht, met name door de reflectie van de zon, op de witte ondergrond valt. Wil je nu toch een open diafragma gebruiken, schroef dan een ND-filter op je lens. Dit filter werkt als een zonnebril voor je camera: het houdt licht tegen. Er zijn verschillende ND-filters op de markt. Er is er een die drie stops licht tegenhoudt (factor 8), maar ook een die wel tien stops (factor 1000) tegenhoudt. Voor sneeuwfotografie heb je vaak aan drie stops genoeg. Bij tien stops moet je denken aan bewegend water en dergelijke. Je ziet er ook niets meer doorheen. Je kunt ook een halfverloop ND-filter gebruiken in de sneeuw. Meestal gebruik je een filter met verloop om de lucht donkerder te maken, maar je kunt het in de winter ook gebruiken om de sneeuw donkerder te maken. Dit is optioneel en kun je vaak ook in de nabewerking wel oplossen. Polarisatiefilters gebruik je in het winterse landschap om blauwe luchten te accentueren. Een polafilter kun je namelijk zo draaien dat de lucht donkerder wordt. Zo steekt de lucht nog meer af tegen de witte sneeuw. Het effect is het sterkst dwars op de zon, dus in een hoek van 90 graden van de zon.
Succes met het fotograferen in een winterlandschap!